Toegang tot al onze analyses en koopstips? Word abonnee
AEX
AMX
BEL20
NAS100
US30
Bekijk realtime koersen

Bernards Weekly: Turken houden niet van een bijtende hond

Bernards Weekly: Turken houden niet van een bijtende hond
10 sep 2018 om 13:41

Na een maandje radiostilte vanwege de vakantieperiode nu weer eens een beschouwelijke notitie. Hoewel het lekker schrijven is over het Witte Huis, zijn er zaken (even) die nu meer van belang zijn.

De markten zijn alweer een tijdje in mineur en dat heeft mede te maken met de spanningen in de opkomende landen. De MSCI Emerging Markets Index flirt met een ‘Bearmarket’ met een daling van ca. 20% sinds de top van begin dit jaar. In Turkije is het een bende, Zuid-Afrika is in recessie en veel landen in Latijns-Amerika maken weer jaren 80 toestanden door, met economische en/of politieke chaos. Ook Rusland en landen als Thailand en Indonesië hebben het zwaar. Waarom toch?

Hoofdschuldige lijkt de rente in de VS te zijn. De Federal Reserve heeft de rente al een aantal maal verhoogd tot nu 2% en lijkt nog verder te gaan verhogen, richting de 3%. Kapitaal dat op zoek is naar rendement, stroomt nu naar de VS en verlaat landen met een hoger risico. Daarom wordt de USD sterker en andere valuta’s zwakker. Daarnaast zijn vele leningen in de opkomende landen in USD-termen afgesproken, om zo eenvoudiger buitenlandse investeerders aan te trekken. Dit kan een tijdje goed gaan, maar niet voor lang. Door de dalende valutakoers wordt het moeilijker om in USD terug te kunnen betalen en zullen vele leningen niet terugbetaalt kunnen worden. Dit is een bekend fenomeen en kwam in de vorige eeuw al voor meerdere keren voor bij opkomende landen. Die landen zouden daarom beter moeten weten en je kan er moeilijk de Fed er de schuld van geven.

Om te voorkomen dat de munt in waarde daalt (denk aan Turkije) gaan landen soms over tot het verhogen van de rente om de munt aantrekkelijker te maken en inflatie tegen te gaan, of ze kopen hun eigen munt op met bestaande USD-reserves. Zo’n spel is niet eindeloos vol te houden en staat in economenland bekend als de Impossible Trinity of Trilemma. Ik heb hieronder een artikel van The Economist uit 2016 bijgevoegd die dit mooi beschrijft. De kern van idee, is dat er drie beleidsinstrumenten zijn: Valutakoersmanagement, Monetaire beleidsvrijheid (rentemanagement) en Kapitaalstroom management. Je kunt slechts 2 van de 3 instrumenten controleren, ongeacht de keuze welke. Er liggen vele voorbeelden in het verleden die tonen dat dit trilemma als wetmatigheid geldt. Denk aan Argentinië, die de Peso aan de USD koppelde en failliet ging. Denk aan het VK dat uit de koppeling met de EMU moest stappen in 1992, enzovoort.

Denk nu aan Turkije (lees Erdogan), dat de rente te laag wil houden, kapitaalstromen wil controleren en ook de Lira op waarde houden. Dat lukt dus niet. Er loopt altijd één hond los die kan bijten. Tot nu toe zakt de Lira verder weg en als de rente niet omhoog zal gaan, zal deze nog verder wegzakken (Tenzij China of Qatar (of het IMF) besluit de Turkije en de Lira te steunen). Het IMF zal echter eisen dat de monetaire autoriteiten vrijheid van handelen krijgen (lees rente verhogen). Erdogan kennende zal hij dat voorlopig niet doen. Graaft hij zijn eigen politieke graf? We zullen zien hoezeer hij aan zijn beleidsmacht vasthoudt. Anders wordt het land een tweede Venezuela. Politiek gezien is dat het al vergelijkbaar, met het centreren van de macht. Nu de economische val nog. China en Qatar zitten op het vinkentouw om de straks bungelende Erdogan concessies af te dwingen en hem te redden. Laat het leger of het volk het zover komen? Intussen stemmen investeerders met hun voeten en slaat de stress over naar andere ‘opkomende’ landen. Niet alleen Turken zijn bang voor bijtende honden.

Bernard

 

Nieuwsselectie Week 36

Valutacrisis opkomende markten slaat over naar aandelen – FD 6 september

De valutacrisis op de opkomende markten heeft nu ook zijn weerslag op de aandelenbeurzen. In Indonesië is de aandelenbeurs woensdag 4% lager gesloten, terwijl ook in Zuid-Afrika de koersen onder druk stonden.

De beurs in Johannesburg verloor bijna twee procent. De koers van de Zuid-Afrikaanse rand verloor 1% aan waarde ten opzichte van de Amerikaanse dollar.

Indonesië en Zuid-Afrika behoren tot het rijtje landen die als het meest kwetsbaar worden gezien voor een vertrouwenscrisis op de opkomende markten. Beleggers zijn na de heftige koersdalingen van de Turkse lira en de Argentijnse peso gespitst op de landen die net als deze twee financiële brekebenen een tekort op de lopende rekening hebben en dus erg afhankelijk zijn van geld uit het buitenland.

De Zuid-Afrikaanse rand kreeg dinsdag al een tik toen duidelijk werd dat het land in een recessie is beland. Vanaf het begin van het jaar heeft de rand al meer dan 20% aan waarde verloren ten opzichte van de dollar.

Woensdag leek het negatieve sentiment zich dus uit te breiden naar de aandelenbeurzen. In Azië sloten de voornaamste graadmeters voor de aandelenhandel in de min, maar niet zo fors als in Indonesië. In China sloot de beurs in Sjanghai 2% lager. Opmerkelijk is dat ook de ontwikkelde markten naar beneden worden getrokken door het negatieve sentiment.

Als aanleiding voor de dalende koersen op de opkomende markten verwijzen analisten naar de stijgende rente in de VS. Het Amerikaanse stelsel van centrale banken, de Federal Reserve, is daar bezig met een reeks verhogingen van de beleidsrente. Dat leidt ertoe dat het relatief gezien aantrekkelijker wordt voor beleggers in dollars om het geld ‘naar huis’ te halen, waarvan de opkomende markten dan het slachtoffer zijn.

Handelsoorlog

Deze ontwikkeling is al langer aan de gang, maar de laatste maanden komen daar de perikelen over een handelsoorlog bij. De Amerikaanse president Donald Trump stuurt aan op een handelsoorlog met hoge importtarieven op Chinese producten, waarop China terugslaat met tarieven op Amerikaanse producten. Een handelsoorlog wordt als een bedreiging voor de groei van de wereldeconomie gezien en zou de opkomende landen hard treffen omdat zij erg afhankelijk zijn van de handel met het buitenland.

De dalende koersen hebben consequenties voor de prestaties van beleggingsfondsen die gespecialiseerd zijn in de opkomende markten. De goudgerande winsten van de afgelopen jaren slaan nu om naar verliezen. De meeste beheerders van deze fondsen stellen dat de meeste opkomende landen er op economisch gebied niet heel slecht voor staan, en dat de huidige koersbewegingen het gevolg zouden zijn van een overdreven negatief sentiment onder beleggers.

Groei eurozone definitief 0,4 procent

De economie van alle eurolanden bij elkaar is in het tweede kwartaal met 0,4 procent gegroeid ten opzichte van de voorgaande periode. Dat meldt statistiekbureau Eurostat op basis van definitieve cijfers, die overeenkomen met eerdere schattingen. Economen gingen er al van uit dat het groeicijfer niet zou worden bijgesteld.

Vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder steeg het bruto binnenlands product (bbp) van de eurozone in het tweede kwartaal met 2,1 procent. Voor de Europese Unie als geheel, inclusief de landen waar niet met de euro wordt betaald, meldt Eurostat een ongewijzigde groei van 0,4 procent ten opzichte van het voorgaande kwartaal en met 2,1 procent op jaarbasis.

Groei dienstensector VS trekt aan

De bedrijvigheid in de Amerikaanse dienstensector is in augustus harder gestegen dan een maand eerder. Dat maakte onderzoeksinstituut ISM bekend.

De inkoopmanagersindex, de graadmeter voor de bedrijvigheid, kwam uit op een stand van 58,5, tegenover 55,7 in juli. Economen voorspelden in doorsnee een niveau van 56,8. Een stand boven 50 duidt op groei, daaronder op krimp.

Aantal WW-aanvragen VS gedaald

Het aantal eerste aanvragen voor een werkloosheidsuitkering in de Verenigde Staten is afgelopen week gedaald tot 203.000. Dat maakte het Amerikaanse ministerie van Arbeid bekend.

Economen gingen gemiddeld genomen uit van 213.000 nieuwe verzoeken voor WW-uitkeringen. Een week eerder waren er 213.000 nieuwe aanvragen.

Dienstensector eurozone groeit iets sterker

De bedrijvigheid in de dienstensector van de eurozone is in augustus iets sterker gegroeid. Dat meldde de Britse marktonderzoeker Markit op basis van definitieve cijfers.

De inkoopmanagersindex die de bedrijvigheid in de dienstensector weerspiegelt, noteerde op een stand van 54,4 ten opzichte van 54,2 in juli. Een niveau van 50 of meer wijst op groei, daaronder op krimp. Het cijfer komt overeen met de gemiddelde verwachting van economen.

De index voor de Duitse industrie noteerde een stand van 55 en de Franse graadmeter kwam uit op 55,4. De Britse index steeg naar 54,3.

Amazon 1000 miljard dollar waard op beurs

Amazon is op de beurs in New York door de grens van 1000 miljard dollar aan beurswaarde gebroken. Het aandeel werd 2 procent duurder en werd meer dan 2050 dollar per stuk waard.

Na Apple is de webwinkel en techbedrijf de tweede onderneming die meer dan een biljoen dollar waard is. De iPhonemaker was vorige maand de eerste Amerikaanse beursgenoteerde onderneming die deze mijlpaal bereikte.

The Economist explains economics What is the impossible trinity?

Why fixed currencies, monetary autonomy and capital mobility are incompatible

The Economist explains

Sep 10th 2016

IN THE run-up to the launch of the euro, in 1999, aspiring members pegged their currencies to the German mark. As a consequence they were obliged to shadow the Bundesbank’s monetary policy. For some countries, this monetary serfdom was tolerable because their industries were closely tied to Germany’s, and business conditions rose and fell in tandem. But some countries could not live with it. Britain had been forced to abandon its currency peg with Germany, in 1992, because it was in recession even as Germany enjoyed a boom. In the present day, China faces a related conundrum. It would like to open itself fully to capital flows in order to create a modern financial system, in which market forces play a bigger role. Last summer it took some small steps towards that end. But doing so at a time of sluggish economic growth raised fears that the yuan would dive. As markets panicked, China’s capital controls were swiftly tightened.

Both predicaments were a consequence of the macroeconomic policy trilemma, also called the impossible trinity. It says a country must choose between free capital mobility, exchange-rate management and an independent monetary policy. Only two of the three are possible. A country that wishes to fix the value of its currency and also have an interest-rate policy that is free from outside influence cannot allow capital to flow freely across its borders. That was China’s trilemma. If the exchange rate is fixed but the country is open to cross-border capital flows, it cannot have an independent monetary policy. That was Britain’s trilemma. And if a country chooses free capital mobility and wants monetary autonomy, it has to allow its currency to float. That is the two-from-three combination that most modern economies choose.

To understand the trilemma, imagine a country that fixes its exchange rate against the American dollar and is open to foreign capital. If in order to bring down inflation its central bank sets interest rates above those set by the Federal Reserve, this would attract foreign capital in search of higher returns. That would in turn put upward pressure on the local currency. Eventually the peg with the dollar would break. Equally, if interest rates are cut below the federal funds rate, the exchange rate would fall as capital left to seek higher returns in America.

Many emerging markets find that tying the exchange rate to a stable monetary anchor, such as the dollar, can be useful. It is a speedy way to show a serious intent to control inflation, for instance. Indeed this was also the reason why Britain tied itself to the D-mark in the early 1990s. The cost is a loss of monetary independence: interest-rate policy is subordinated to maintaining the peg and so cannot be used flexibly to stabilise the economy. That is why countries are generally advised to float their currencies once they have demonstrated a commitment to low inflation. That way, the currency adjusts to the waxing and waning of capital flows, allowing interest rates to respond to the domestic business cycle. In practice, many emerging markets are fearful of letting the exchange rate move sharply, so they choose to sacrifice either free capital mobility (by introducing capital controls, or by adding to or depleting their foreign-currency reserves) or monetary independence, by giving priority to currency stability over other targets. China wants eventually to liberalise its capital account as a stepping stone to a modern financial system. To do so, it will have to live with a volatile yuan. Three out of three ain’t possible, but two out of three ain’t bad.

De week vooruit: welke invloedrijke cijfers worden de komende week gepubliceerd?

Wil je direct op de hoogte zijn van het laatste beursnieuws?

Schrijf je nu in voor onze gratis nieuwsbrief en mis niks!

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.